Hoewel Odulphus buiten deze regio geen echt bekende heilige is, zijn er in de loop der eeuwen toch de nodige afbeeldingen van hem verschenen. Geen enkele kunstenaar heeft onze dorpsheilige gekend, men kon de fantasie dan ook de vrije loop laten bij het maken van een prent van hem. Vaak is er op dergelijke prenten meer te ontdekken dan alleen de afbeelding van de heilige. Twee van dit soort afbeeldingen naast elkaar leggen en vergelijken, kan soms ook interessant zijn. Op de volgende pagina’s is dat gebeurd. De linker prent is een kopergravure uit 1650 die vervaardigd is door Soutmanus. Hij heette waarschijnlijk gewoon Soutmans, maar een scheutje latijn door je naam kan nooit kwaad zal hij gedacht hebben. Hij zou nog een leerling van de bekende
schilder Rubens ( 1577 – 1640 ) zijn geweest. Soutmanus heeft de Heilige Odulpus bijna angstaanjagend afgebeeld. Zoals de meeste onder u wel weten, werd de H. Odulphus naar de Friezen gezonden om hen weer op het rechte pad te helpen. Er waren daar ketterse denkbeelden ontstaan over de Heilige Drie – Eenheid. Soutmanus wist natuurlijk hoe het met de H. Bonifatius was afgelopen tijdens zijn trip naar deze lieden en hij moet gedacht hebben dat Odulphus er wel ontzagwekkend moet hebben uitgezien, want hij was er tenslotte zonder kleerscheuren vandaan gekomen.
Maar zoals gezegd er is meer te zien op de prent. We mogen aannemen dat er onder andere twee legendes over de H. Odulphus in deze prenten zijn verwerkt.
De grote steen die zich links van de heilige bevindt, verwijst naar de legende zoals die in het Noord – Brabants Sagenboek ( blz.217) van J.R.W. Sinninghe is vermeldt: “Toen de heilige ( Odulphus) uit Friesland vertrok en te Stavoren scheep zou gaan, kwamen veel Friezen om hem uitgeleide te doen. St. Odolf vermaande hen om niet af te wijken van de waarheid. Voor de kerkdeur lag een zeer groote steen en daar wees hij met den vinger naar, en zei: “Weet dat
deze steen zonder hulp van menschenhanden in de rivier zal worden gerold, en daar onder water in de rivier zal blijven liggen, zoolang als gij van ’t Goddelijk licht verstoken zijt. En als hij dan wederom zonder toedoen der menschen aan land zal komen, twijfel er dan niet aan, of ik – ook al ben ik gestorven – zal u wederom komen bezoeken en den vrede brengen, en zoolang bij u blijven tot gij dien zelve door uw zonden en uw hooveerdige trots verjaagt”.
Dit mirakel van desen steen is van veelen gezien, ende den steen wort noch in de kercken tot bevestinghe van dezes bewaert. Einde citaat.
Op de steen ligt de H. Schrift waarin de leer van de kerk staat opgetekend. De H. Schrift ligt opengeslagen waarschijnlijk om te laten zien hoe Odulphus de Friezen wijst op hetgeen er in de H. Schrift geschreven staat. Op het boek ligt zijn hoofddeksel, een bonnet, ten teken dat hij een priester was. Odulphus is
weliswaar een tijdlang vervanger van bisschop Fredericus geweest, maar of hij als vervanger alle bevoegdheden had van een bisschop is niet zeker.
In zijn linkerhand heeft hij waarschijnlijk zijn drinknap. De drinknap van Odulphus is namelijk bewaard gebleven en bevindt zich nu in het Catharijneconvent in Utrecht. De maker van de prent heeft het bestaan van deze nap hiermee willen aangeven. Verder draagt hij over zijn linkerarm een stola van bont ( een
almutium ) wat aan geeft dat hij een kanunnik was. Tot slot kijken we nog naar de reisstaf in zijn rechterhand. Aan de reisstaf zien we een klein foedraal hangen. Hierin werden schrijftafeltjes met daarop een laagje bijenwas bewaard. Een soort notitieboekje dus. De staf met foedraal zien we ook afgebeeld in de deuropening van het huisje dat rechtsonder is afgebeeld. Dit huisje, dat in brand staat, verwijst eveneens naar een legende.
Over deze legende lezen we in hetzelfde sagenboek: “Toen Odulphus een oud man was geworden, kon hij zelden zonder stok naar de kerk gaan. Op een dag voelde hij zich zo wel dat hij die korte wandeling zonder stut volbracht. Ondertusschen had de booze vijand ( de duivel ) den brand gestoken in zijn huis.
Toen de heilige dit gewaar werd heeft hij zijn toevlucht tot het gebed genomen, en hij bad dat den brand toch niet op de kerk zou overslaan., want het verbranden van zijn cel ( huisje ) achtte hij niet ( vond hij niet erg ). Onsen Heere heeft hem verhoort, ende daer en is anders niet als dese celle verbrant; maer zijnen stock met het wasschen tafelboeckxen dat daer aen was, en is niet beschadight: soodat het wasch veel harder scheen geworden te zijn: ende niet een
letter en was daer uit van het ghene daer in geschreven was “. Met andere woorden, de schrijftafeltjes met waslaagje hadden in het vuur gestaan zonder dat de was gesmolten was en wat er op geschreven stond, was intact gebleven.
Honderd jaar later.
De prent op de rechter bladzijde is ca. 100 jaar later vervaardigd door Abr. Bloemaert. Opnieuw zien we de H. Odulphus, maar nu in een heel andere houding en met een ander hoofd. Ingetogen staat hij te bidden of te brevieren. In tegenstelling tot Soutmanis dacht Bloemaert waarschijnlijk dat Odulphus het bij de Friezen had gered met uiterste vroomheid, want zo is hij nu afgebeeld. Maar wat zien we nog meer. Hij staat te bidden bij dezelfde steen als 100 jaar geleden!! De steen is weliswaar in spiegelbeeld weergegeven, maar is wel dezelfde. Let op de groeven in de steen en de bloempjes die er op groeien. Ook de H. Schrift en de bonnet liggen nog op hun plek.
Odulphus heeft wel zijn stok moeten inleveren en ook het huisje dat in brand staat, heeft de censuur van Bloemaert niet doorstaan. Evenmin is de drinknap nog te zien. Waarschijnlijk heeft Bloemaert de koperen plaat ( in spiegelschrift ), waarmee de afdrukken van Soutmanus werden gemaakt, in zijn bezit gehad en heeft hij enige dingen van deze plaat overgenomen, maar de afbeelding verder naar de mode van die tijd aangepast.
Mogelijk kende hij de legende van de wasplaatjes niet en er dit gebeuren maar uit gelaten.
Zo zien we dat afbeeldingen van dit soort oude heiligen willekeurig zijn en geheel voortkwamen uit de fantasie van de kunstenaar.